-
1 appease a quarrel
-
2 appease
v. sussen, stillen; verzoenen[ əpie:z] 〈zelfstandig naamwoord: appeasement〉1 kalmeren ⇒ bedaren, sussen, verzoenen2 bevredigen ⇒ lessen, stillen♦voorbeelden: -
3 quarrel
n. twist, ruzie; oorzaak om te klagen; gekibbel; twist--------v. ruziën; twisten; disputeren; aanklagen; fouten vindenquarrel1[ kworrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:make up a quarrel • een ruzie bijleggenhave a quarrel with someone • ruzie hebben met iemand————————quarrel2〈werkwoord; Brits-Engels quarrelled〉2 kritiek hebben ⇒ aan/opmerkingen hebben♦voorbeelden:2 who would like to quarrel with that? • wie zou dat willen bestrijden?
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский